maandag 26 juni 2017

De Kazematten van Luxemburg


ONDERGRONDS IN DE STAD LUXEMBURG


KAZEWAT? KAZEMATTEN!


LUXEMBURG, 16 11 03




Als je één dag in een grote stad bent moet je keuzes maken m.b.t. wat je wilt bezoeken, anders ben je alleen maar doelloos aan het rondlopen met het risico dat je helemaal niets ziet! Voor mij moet er altijd wel een museum, kathedraal, mooie binnenstad, bijzonder park of iets anders speciaals zijn. Dan zijn de Internetlijstjes van 'Luxemburg bezienswaardigheden top 10', of een zoekopdracht 'Luxemburg World Heritage' heel handig! Natuurlijk kijk ik ook naar het folderrek in mijn hotel, en bezoek ik het lokale VVV. Vervolgens maak ik met behulp van een kaart een looproute, en 'pak' dan onderweg nog andere mooie dingen mee.... Vandaag dus een mooie wandeling door het oude centrum van een heel aantrekkelijke stad, natuurlijk de grote brug over het ravijn (en dan staat daar ineens ook het nationale oorlogsmonument bij), de kathedraal van Luxemburg, én - en dat is best speciaal: een bezoek aan de kazematten. Kazewat? Kazematten dus. En laat ik vooral de mooie duizend jaar oude St. Michaëlskerk niet vergeten, want die staat bovenop die kazematten.

Het is dus iets 'ondergronds'.....



Een kazemat is een militair bouwwerk dat als een verdedigingsbolwerk wordt gebruikt, zowel boven- als ondergronds. Het kan daarbij gaan om bijvoorbeeld loopgraven, of een ondergronds gangen- of tunnelstelsel. Veel soldaten moeten er lange tijd in kunnen doorbrengen, en daar hoort van alles bij, want je moet er kunnen eten, jezelf verzorgen, slapen, vermaken, maar je moet er ook - het blijft natuurlijk een militair project - verpleegd kunnen worden. Daarnaast moeten er wapenwerkplaatsen zijn, slagerijen, bakkerijen - en ga zo maar door! De kazematten van Luxemburg hadden een woon- en verblijfsfunctie, en boden bescherming tegen aanvallen en bombardementen op de stellingen van de stad.



De oudste kazematten in Luxemburg zijn gebouwd in de 10e eeuw door Graaf Siegfried, een deel daarvan is in 1993 blootgelegd, en dat deel is nu te zien in een aparte ondergrondse ruimte, waar je er met een glazen loopbrug overheen loopt. De stad Luxemburg is rond deze verdedigingszone ontstaan. De Petrus- en de Bockkazematten zijn uitgehouwen in de wand van de Bockberg, waar de vesting van Luxemburg op stond, en daarom maakten zij er deel van uit. De eerste tunnels dateren van rond 1644 toen de Spanjaarden  Luxemburg bestuurden, een periode die voor ons in Nederland geldt als de 'nadagen' van datzelfde Spaanse bewind over ons land. De Fransen bouwden de gangen verder uit tot een lengte van 23 kilometer, en de grote bouwmeester van Lodewijk XIV, Vauban, tekende daarvoor. De Oostenrijkers, die na de Fransen de nieuwe machthebbers waren,  bouwden dit complex verder uit. Het geheel bestaat nu uit verschillende verdiepingen, en van het deel van het complex dat toegankelijk is gemaakt voor toeristen, is dat goed zichtbaar op een folderkaart. Duizenden soldaten moeten hier geleefd hebben, met hun paarden, wapens en alle diensten die je in oorlogstijd maar kunt bedenken.




Het zijn kilometerslange tunnelgangen, met openingen in de bergwand, die we al van ver af kunnen zien. Vanuit deze openingen konden de soldaten met hun kanonnen vuren op de vijand die de kloof in kwam, maar door de beperkte radius was het effect minder dan dat van de kanonniers van de vesting boven. De Bockkazematten die wij op deze dag bezoeken, zijn in 1745 door Oostenrijkse ingenieurs gemaakt, en konden 1200 soldaten huisvesten, die 50 kanonnen tot hun beschikking hadden.




Op onze eigen toptienlijst kon deze bijzondere attractie dus niet ontbreken! Daarnaast maakt dit complex sinds 1994 deel uit van de Werelderfgoedlijst van UNESCO - dat is dus dat extra puntje! Maar ook voordat UNESCO bestond waren hier al illustere bezoekers voor ons:  Keizer Jozef II van Oostenrijk (1781) - Napoleon I (1804) - Prins Hendrik der Nederlanden 1868 - Groothertogin Charlotte van Luxemburg (1936) - Groothertog Henri en Groothertogin Maria Teresa van  Luxemburg (2000). Er werd waarschijnlijk toen nog geen toegangsprijs berekend!


In het laatste oorlogsjaar 1945 konden in deze gangen 35.000 Luxemburgers schuilen voor het oorlogsgeweld bij het naderen van de geallieerde bevrijders. Een manier om burgers zonder wapengeweld tegen oorlog te beschermen! Af en toe sta je op een soort balkonnetje met een mooi uitzicht op het dal, maar de gangen 'lopen niet lekker', want de grond is slecht geëffend. Donker is het hier en daar ook, en de trappen zijn niet erg comfortabel. Oudere mensen met een slechte conditie of mensen die slecht ter been zijn kunnen beter maar van een bezoek afzien, en voor mensen met een rolstoel is er helemaal geen mogelijkheid tot een bezoek. De gangen zijn, op een paar kanonnen na, die je overal vindt als 'niet relevant oorlogsmeubilair', helemaal leeg, dus na een poosje lopen heb je het eigenlijk wel gezien. Je bent op historische grond, dat telt vandaag, maar veel te zien en te beleven valt er niet. Er is ook niet geprobeerd een begin te maken van een soort 'museale omgeving', die de verbeelding moet prikkelen. Hoe de soldaten zich hier het verreweg grootste deel van hun verblijfstijd onledig hielden - daar zullen we zo nooit achter komen. Maar toch is het leuk leuk om deze kazematten te bezoeken. En voor de entreeprijs van € 6,00 hoef je het niet te laten. Dat is het uitzicht op de kloof vanuit de kazematten alleen al waard!


zondag 18 juni 2017

Museum voor de Olijvencultuur


Museum voor de olijvencultuur

Museo de la Cultura del Olivo


21 april 2017 - Baeza/Andalusië





In de olie







We rijden met onze huurauto van Granada naar Baéza door een zonnig en warm Andalusië. Op een moment dat het in Nederland 9 graden is zit ik met een pet op in de auto, want door het glazen dak zou ik mijn hoofdhuid kunnen verbranden! We zien overal olijven om ons heen, zo ver als we kunnen kijken. Het hele golvende landschap om ons heen lijkt een grote olijfboomgaard. De ronde groene boomvormen en de lichte aarde zagen we ook al vanuit de lucht toen we op Malaga aanvlogen. Vele miljoenen olijfbomen moeten er zijn! 



Alleen al rond olijvenhoofdstad Jaén, waar we net vandaan komen, blijken er 15 miljoen te zijn - volgens de folders van de Información Turística! Geen wonder dat op de Plaza de la Constitución grote oliekruiken in een kunstwerk zijn samengebracht, als het ware om te laten zien waar het in de stad werkelijk over gaat! In Andalusië wordt tenslotte maar liefst 25% van alle olijfolie in de wereld geproduceerd - het vloeibare goud, dé inkomstenbron van deze streek. Teken van rijkdom dus? Als je het zo bekijkt wel, maar zo'n monocultuur is ook een teken van armoede - de grond is gewoon te droog voor andere gewassen! En monoculturen maken een streek ook kwetsbaar. Stel dat er een plantenziekte opduikt.....



Nu staan we langs de snelweg even te lunchen tussen de olijfbomen. Dikke knoesten van stammen, die rustig veel ouder dan 100 jaar kunnen zijn, naast jongere planten, maar vooral véél! De olijfjes ontwikkelen zich al, en ik tel er zo'n 150 aan een takeinde. De groene bladeren laten zien dat de bomen kennelijk diep wortelen om op deze droge grond toch het broodnodige water te kunnen krijgen - de vruchtjes worden uit zichzelf ook niet groot! Duizenden olijven per boom - elke flinke boom zal over enige maanden zo'n 40 kilo olijven voortbrengen. Geen wonder dat we veel grote tanks zien bij de boerderijen waar we langs rijden.



In onze reisgids zien we dat er op de weg naar Baeza een museum is voor de olijvencultuur. Nu we toch de hele dag tussen de olijven zitten willen we er ook alles van afweten. Uiteraard rijden we een bordje voorbij dat aan de verkeerde kant van de weg wel de goede richting aan staat te geven. Daar komen we in het volgende plaatsje achter als we door zo'n zelfde bordje weer teruggestuurd worden naar Puente del Obispo. We rijden tot de Hacienda de la Laguna - inderdaad een boerderij die bij een meer dan 2 km lang waterreservoir ligt. Daar vinden we ook het Museo de la Cultura del Olivo. De grote parkeerplaats (het moet hier dus af en toe flink druk zijn….) is nu helemaal leeg, en het lijkt er op alsof alles zo dood is als een pier - wat vooral in de middaguren nogal veel voorkomt in Spanje.... Het is nu bijna vier uur - hoe lang kan een siësta duren!  Aan de zijkant van een oude fabriek met een grote schoorsteen staat een toerbus - er is dus toch enig leven! Omdat er niemand in het ticketoffice zit, lopen we gewoon door tot we misschien ergens teruggefloten worden. Dat worden we dus niet, en we kunnen gewoon overal kijken. We lopen dus een beetje 'in de schaduw' achter de groepsexcursie aan.



We lopen op de grote binnenplaats van een 17e eeuwse, typisch Andalusische boerderij, waar  tientallen verschillende olijfbomen staan uit alle streken rond de Middellandse Zee. Dat is op zich al leuk, al zie ik persoonlijk geen grote verschillen! Overal staan oude gereedschappen, persen, olijvenmanden, molenstenen. Het witte aquaduct, dat het water uit het grote reservoir hierheen moet brengen sluit het erf af.



In de oude fabrieksruimten staan alle gebruiksvoorwerpen, machines en materialen keurig museaal uitgestald, en zijn er de gebruikelijke displays en videoschermen om het een en ander te verduidelijken. Jammer genoeg is alles in het Spaans, en daarvan kunnen we alleen woorden en kleine zinnetjes door Google-translate halen, zodat we de pointe tenminste door hebben. We missen nu onze gids die ons in het Engels kan uitleggen wat we zien, en misschien wel een Engelse filmversie heeft voor ons!



In een van de ruimten van het museum vertellen oude foto's dat dorpelingen met stokken de olijven van de takken slaan, die dan in een groot net op de grond vallen. Netten, olijvenmanden, een opgezette ezel - alles ligt uitgestald. We zien ook moderne technieken met grote landbouwmachines die de stammen stevig 'omklemmen' en de hele boom leegschudden, zoals dat ook veel bij de druivenoogst gebeurt. Dat oogsten gebeurt vanaf eind september voor de olijven die gegeten worden, en in december/januari voor de oliesoorten. Maar dat is weer Google-informatie van ná de vakantie!



In andere ruimten zien we verschillende soorten persen, van handpersen uit de 18e eeuw tot een enorme zaalvullende pers. Er zijn films in het Spaans, waardoor die heel grote pers voor ons in het mapje 'onbegrepen stukken' blijft liggen. Uiteindelijk komt het er op neer, dat de olijven er ingingen en de olie er uit kwam! Voor amateurs in de oleo-toerisme - zoals dat met een modern woord heet, is dat even genoeg.



Bij de tankruimte ervaren we hoe groot de olieplas geweest moet zijn in de tijd dat deze fabriek nog draaide. Daar hebben we geen Engelse vertaling voor nodig! De tanks met opslagcapaciteit voor 100.000 liter olie elk zijn daarvoor aansprekend genoeg! En dan hebben we het alleen nog maar over dit bedrijf.....

Nee, zo rijp hebben we ze niet gezin in april.....


Pas in de ontvangstruimte vinden we de groep uit de touringcar, waar we constant achterna gelopen zijn, die nu nog een proeverij heeft om verschillende oliekwaliteiten te kunnen onderscheiden. Wij hebben genoeg gezien, en hebben meer behoefte aan een lekker koud biertje! Een aanradertje, dit kleine museum. In de museumwinkel zien we nog kleine, aparte en dure flesjes olijfolie staan, maar 'no, gracias'. In de supermarkten in ons eigen land koop je anderhalve liter voor dit geld - en net zo goed waarschijnlijk. We vervolgen onze tocht door het olijvenlandschap - we zullen nog vele bomen zien!




's Avonds eten we met meer smaak de olijven op die ons bij het voorgerecht worden aangeboden. Nu zijn we pas echte kenners!





foto's: G.J. Koppenaal, met uitzondering van de foto's van (het oogsten van) de rijpe olijven



woensdag 8 februari 2017

More is more

MORE is more

Een schitterend nieuw museum

Ons bezoek van 18 augustus 2016 aan Gorssel





ZOEK DE VERSCHILLEN!
Links: Realisme, van mij, 2016, hing in mijn achtertuin, echt leven, is na de pluk direct opgegeten.Rechts: Modern realisme, van Pyke Koch, uit 1945, stilleven, hangt nog wel een poosje in Museum More in Gorssel.










GORSSEL?
Volgens mij stond dat niet op de topolijstjes van mijn lagere school, want die ken ik allemaal nog wel zo'n beetje. Maar dankzij ons onvolprezen Google Maps weet ik nu dat het tussen Deventer en Zutphen ligt. Ons doel van vandaag is het splinternieuwe museum More, dat in mei 2015 geopend is. Extra interessant nu, omdat we er vanaf 19 juni 2016 met onze eveneens onvolprezen Museumkaart naar binnen mogen! Het is prachtig weer vandaag, en daarom besluiten we op het station Zutphen om niet met de bus te gaan, maar om OV-fietsen te huren. En omdat de afstand Zutphen-Gorssel maar 7 km is, besluiten we om door de uiterwaarden van de IJssel te fietsen. Hoe dichter we bij Gorssel komen, hoe mooier en bosrijker het wordt. We zien de boeren oogsten, opmerkelijk veel lui in de schaduw liggende koeien (roodbont IJsselvee - dat herinner ik me ook nog van 'vroeger'). We zien een bewoond ooievaarsnest bij een boerderij, een overblijfsel van ooievaarsdorp 't Zand, dat wegens succes enkele jaren geleden gestopt is met de activiteiten. En kennelijk terecht, want we zien vervolgens nog wel 10 ooievaars in de buurt van het dorp!  


Google vertelt mij, dat het museum gebouwd is door kunstverzamelaar Hans Melchers, een gefortuneerde inwoner van deze streek, die een groot deel van de 'Scheringa-collectie'  aankocht na het faillissement van deze DNS-bankier, die zelf ook bezig was met de bouw van een nieuw museum. Melchers wil dat deze bijzondere kunstverzameling, voornamelijk de Nederlandse realistische, figuratieve topkunst van de 20e/21e eeuw, voor het publiek toegankelijk is, en aangevuld wordt. Met dit museum wil hij iets terug  doen voor de regio waarin hij al decennia met veel plezier woont. Vandaar Gorssel dus! Architect Hans van Heeswijk kreeg de opdracht een mooi gebouw te ontwerpen voor een optimale publieksbeleving van deze kunstwerken. Na de verbouwingen van de Hermitage in Amsterdam en het Mauritshuis in Den Haag is hij ook met deze opdracht helemaal geslaagd.


Het nieuw ontworpen gebouw van van Heeswijk staat achter het oude en vrijgekomen Gemeentehuis van Gorssel, een monument uit 1914, en is daarmee met een glazen gang verbonden. Als we het nieuwe gebouw binnenstappen worden we direct verrast door de ruimte en het licht. Wat een mooie lichte steen ook, wat een glas - zelfs in de trappen en de geheel transparante liftkoker. Alleen al als gebouw is dit museum de moeite van een bezoek waard. Met onze Museumkaart mogen we voor € 3,00 naar binnen (dat is een extra bedrag voor de tentoonstellingen). Dat scheelt wel, want de normale toegangsprijs is niet mis: € 15,00 plus die € 3,00. We krijgen een plattegrond mee, en zien daarop dat er in totaal zeven zalen zijn over twee verdiepingen! Drie zalen voor de vaste collectie van modern realistische werken van een groot aantal kunstenaars. Het valt direct op dat de informatie over de schilderijen niet op plaatjes/kaartjes te vinden is naast de kunstwerken - meestal ook nog met te kleine letters. Die gegevens zijn net boven de vloer, in duidelijk leesbare letters weergegeven ónder de werken. Slim! Ik hoef niet meer bukkend en van dichtbij te lezen wat ik op de schilderijen zie!





Al heel snel sta ik oog in oog met een mij zeer doordringend aankijkende Charley Toorop - een van mijn favoriete schilders. Strakke lijnen, heldere ogen, waar het licht van deze nieuwe zaal in lijkt te weerspiegelen. Een beetje bang, of verbaasd lijkt ze me - of is dat mijn interpretatie? Het is tenslotte 1940..... Puur realisme, een zelfportret - maar géén foto! Eigenlijk veelzeggender dan een foto. Zoals ze dat zelf zo goed verwoord heeft. Woorden die ook hier op de muur zijn weergegeven. Ze zag zichzelf misschien beter dan haar zoon Edgar Fernhout haar zag - dat schilderij hangt er ook. Maar dat is natuurlijk ook mijn interpretatie. Ook Fernhout benadert de werkelijkheid zoals hij die ziet, en ook hij dwingt mij om heel scherp te kijken. Oké - ik heb mijn keuze gemaakt: je moeder vind ik persoonlijk mooier schilderen.....

Dan loop ik langs de schilderijen van Carel Willink - wat zeg ik nou - ik moet gewoon stilstaan en heel lang kijken - en ik ben helemaal onder indruk van deze man. Museum More heeft maar liefst 30 Willinks in bezit - de grootste collectie die er is! Nog dit jaar 2017 zal Melchers in Kasteel Ruurlo nog een museum openen - en Willink zal daar centraal staan.

Maar er is veel meer dan Toorop en Willink: Pyke Koch, Wim Schuhmacher, Co Westerik en vele andere realistische schilders. Ieder van hen schildert de realiteit op zijn eigen wijze, zoals hij die beleeft en voelt. Grote klasse, en wat is kunst toch persoonlijk, nietwaar? Een deel van de collectie boeit mij niet zo - vooral de vele stillevens raken mij niet echt. Ik mis er emotie in. Ik vind het knap schilderwerk, maar wat moet ik met vier uien, een groene kool en een fles wijn?! 'Jan van Tongeren, stilleven met groene kool, 1934, olieverf op doek'- lees ik, in duidelijke letters boven de vloer. Dat weer wel. Ik loop door naar de volgende wand. Na de bijzondere tentoonstellingen in aparte zalen lopen wij naar de fietsen, en maken dit keer een flinke omweg door de bossen van Gorssel. Wat is het hier mooi! Het museumcafé in het oude Gemeentehuis slaan we over, we zoeken een lekker terrasje in de zon.
 


In ieder geval: 'MORE is more' 


Met andere woorden: ga eens naar Gorssel!


Jazeker, tussen Zutphen en Deventer.