Een museaal gedicht
Toegepaste museumkunst
Bij het overlijden van de dichter H.H. ter Balkt op 9 maart 2015
Het zijn van die dingen die niet echt opvallen, maar toch! Ik bedoel die nerveus voorbijlopende tekstregels, die je steeds vaker onder nieuwsuitzendingen ziet. Soms zelfs twee tegelijk, met ook nog verschillende snelheden. Ondertussen gaat het nieuws met de gebruikelijke ondertitels gewoon door. Als je alles wilt bijhouden moet je multitasken, en door veel te oefenen word je daar steeds beter in. Zeggen ze.
Op 9 maart 2015 spotte ik 'al oefenend' één zo'n zinnetje op mijn beeldscherm: '........de dichter H.H. ter Balkt is vandaag overleden.......'. Een heel werkzaam leven in maar één zinnetje samengevat, denk ik dan, want kennelijk had de redactie van het journaal besloten dat het daar maar bij moest blijven. Hoeveel mensen zouden dat zinnetje voorbij hebben zien rennen? Ik kende de dichter eigenlijk helemaal niet, maar dat ligt natuurlijk aan mij - ik ben niet zo'n gedichtenlezer. Tenslotte heeft de man, Harry voor intimi, vrijwel alle poëzieprijzen gewonnen die er in ons taalgebied te winnen zijn - zoals de Jan Campertprijs (1988), de Constantijn Huygensprijs (1998) en de P.C. Hooftprijs in 2003 (ja, ja, ik heb mijn Trouw van die ochtend goed gelezen!).
Zou 'Habakuk II de Balker' (zijn oude pseudoniem) zijn eigen graftekst hebben gedicht, zoals Gerrit Komrij?
Hier ligt Gerrit Komrij. Ik denk dat ik omrij.
Of de 17e eeuwse dichter Hubert Kornelisz. Poot:
Hier leyt Poot. Hy is doot.
Dat laatste schijnt overigens door een collega voor hem geschreven te zijn. Toch leuk.
Ik ben bang dat Ter Balkt niet zo veel had met die kleine puntdichtjes. In 2014 verscheen van hem het lijvige en lovend ontvangen Hee hoor mij ho simultaan op de brandtorens, een bijna 1800 pagina's (!) tellend boek waarin al zijn poëzie werd opgenomen.
'Achttienhonderd pagina's poëtisch avontuur, stilistische brille, weerbarstige vitaliteit, provocerende stellingname. een monument voor een monumentale dichter' - zei zijn uitgever, en die had het allemaal gelezen.
Ik had al een klein beginnetje gemaakt met het levenswerk van de dichter, want ik kwam in december een gedicht van hem tegen in Museum Het Valkhof in Nijmegen. Mooi gezicht, zo'n gedicht, dacht ik direct in heldere bewoordingen. Maar die helderheid miste ik als amateur-poëzielezer wel een beetje in de woorden die ik, toen ik naar boven wilde, al kleiner wordend als een zwerm trekvogels in de herfst ten hemel zag rijzen - ten minste tot de eerste verdieping.
Ik liep met de woorden mee, en weer terug, want ik begreep ze niet. De trap weer afdalend zag ik mijn woorden even niet - als een boek waarvan de pagina's slechts aan één kant zijn bedrukt - het gaf me tijd voor reflectie. Weer las ik langzaam de treden oplopend de regels van beneden naar boven - achterstevoren dus! Zeg nou zelf, hoe goed zou je die snelle tekstregels op je tv kunnen lezen als ze de andere kant op gingen.... Ik zou niet geweten hebben dat Ter Balkt was overleden.
Ik paste mijn leesstrategie aan, en liet, achteruit naar beneden lopend, overigens zonder het benodigde glas water, de zinnen in de juiste volgorde tot mij doordringen. En begreep ze nog steeds niet.
Misschien is dat wel mijn probleem met poëzie lezen, bedacht ik me, en nam teleurgesteld de lift naar boven.
Na een beetje googelen bleek dat op de traptreden maar drie van de elf strofen van het gedicht zijn weergegeven. Ik was dus eigenlijk bewust in verwarring gebracht. Niet dat ik nu ineens dat 'AHA'-gevoel kreeg. Misschien wilde de architect in zijn dichterlijke creativiteit de trap gewoon van de stilte naar de stilte laten lopen. Misschien was de trap ook gewoon niet hoog genoeg, hoewel ik in de verte, achter de papaver, het speenkruid en de zich achter het raam verdringende regenboven nog lege treden waarde. Het heeft me toch wel wat gedaan!
Hier ligt Gerrit Komrij. Ik denk dat ik omrij.
Of de 17e eeuwse dichter Hubert Kornelisz. Poot:
Hier leyt Poot. Hy is doot.
Dat laatste schijnt overigens door een collega voor hem geschreven te zijn. Toch leuk.
Ik ben bang dat Ter Balkt niet zo veel had met die kleine puntdichtjes. In 2014 verscheen van hem het lijvige en lovend ontvangen Hee hoor mij ho simultaan op de brandtorens, een bijna 1800 pagina's (!) tellend boek waarin al zijn poëzie werd opgenomen.
'Achttienhonderd pagina's poëtisch avontuur, stilistische brille, weerbarstige vitaliteit, provocerende stellingname. een monument voor een monumentale dichter' - zei zijn uitgever, en die had het allemaal gelezen.
Ik had al een klein beginnetje gemaakt met het levenswerk van de dichter, want ik kwam in december een gedicht van hem tegen in Museum Het Valkhof in Nijmegen. Mooi gezicht, zo'n gedicht, dacht ik direct in heldere bewoordingen. Maar die helderheid miste ik als amateur-poëzielezer wel een beetje in de woorden die ik, toen ik naar boven wilde, al kleiner wordend als een zwerm trekvogels in de herfst ten hemel zag rijzen - ten minste tot de eerste verdieping.
Ik liep met de woorden mee, en weer terug, want ik begreep ze niet. De trap weer afdalend zag ik mijn woorden even niet - als een boek waarvan de pagina's slechts aan één kant zijn bedrukt - het gaf me tijd voor reflectie. Weer las ik langzaam de treden oplopend de regels van beneden naar boven - achterstevoren dus! Zeg nou zelf, hoe goed zou je die snelle tekstregels op je tv kunnen lezen als ze de andere kant op gingen.... Ik zou niet geweten hebben dat Ter Balkt was overleden.
Ik paste mijn leesstrategie aan, en liet, achteruit naar beneden lopend, overigens zonder het benodigde glas water, de zinnen in de juiste volgorde tot mij doordringen. En begreep ze nog steeds niet.
Misschien is dat wel mijn probleem met poëzie lezen, bedacht ik me, en nam teleurgesteld de lift naar boven.
Na een beetje googelen bleek dat op de traptreden maar drie van de elf strofen van het gedicht zijn weergegeven. Ik was dus eigenlijk bewust in verwarring gebracht. Niet dat ik nu ineens dat 'AHA'-gevoel kreeg. Misschien wilde de architect in zijn dichterlijke creativiteit de trap gewoon van de stilte naar de stilte laten lopen. Misschien was de trap ook gewoon niet hoog genoeg, hoewel ik in de verte, achter de papaver, het speenkruid en de zich achter het raam verdringende regenboven nog lege treden waarde. Het heeft me toch wel wat gedaan!
Het volledige gedicht van ter Balkt, waarvan hij zelf in een interview zegt:
'...die hymnen zijn een soort liefdesgedichten. Het begon met de natuur. Blijdschap over de wereld, dat is een bron'.
En nog ben ik er niet uit..... Misschien begrijpt W het?
Zij draagt een glas water de trap op
(voor W.)
Regenbogen verdringen zich voor het raam
Zeeën verdringen zich onder haar voet
Zij draagt een glas water de trap op
In haar glas boeketten papaver, gouden
korenvelden, sterren van het speenkruid;
stuivende avonden en dorpen, als sneeuw
vlokkend in 't glas dat zij de trap opdraagt
Het is de grote trap van de stilte naar
de stilte, het is de eindigende trap
In haar glas: goudzoekers
In haar glas: wintercircussen
Zij draagt dapper haar groot glas water
Luister toe, in haar bermuda driehoek
willen vliegtuigen en snelle schepen
neerstorten en stranden, aan haar glas
willen lippen vastkleven, geesten, drinkend
en roepend ‘Daar is De Zee, De Zee -’
(Vier straatwegen gluren door het sleutelgat)
Zij draagt haar glas water de treden op
't Is water dat als helder licht straalt
Zomerwegen; steden; gebergten in haar glas
De balken van het huis omkaderen haar
Laaiend oud water op zeilschepen zingt
van liefde; zij is de liefde
De trap is van geruchten en breekt bijna,
knapperig als de takjes van de gedachten
maar zij draagt sierlijk haar glas water
(Alle trappen willen naar 't luide vuur,
de huizen willen heimelijk naar de kolk
waar ook schepen en vliegtuigen eindigen)
Zij echter draagt haar glas helder water
Zij draagt haar glas de asvlokkige trap op
en zeeën kabbelen diep onder haar voet
Ter Balkt bij het ontvangen van de P.C. Hooftprijs in 2003
Ter Balkt bij het ontvangen van de P.C. Hooftprijs in 2003 |